
Jurisprudentie
BB2278
Datum uitspraak2007-08-23
Datum gepubliceerd2007-08-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers375522 / KG ZA 07-1400 Pee/MV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers375522 / KG ZA 07-1400 Pee/MV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vordering van Nike tegen een bekende voetballer waarin zij nakoming vordert van de met hem gesloten sponsorovereenkomst wordt in kort geding toegewezen, aangezien Nike terecht heeft gesteld dat zij gebruik kan maken van de in de overeenkomst opgenomen optie tot verlening van die overeenkomst. Het verweer van de voetballer dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn wordt verworpen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 375522 / KG ZA 07-1400 Pee/MV
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIKE EUROPEAN OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eiseres bij dagvaarding van 26 juli 2007,
procureur mr. A.P. Meijboom,
tegen
[gedaagde],
wonende te Bremen (Duitsland),
gedaagde,
procureur mr. H.J.M. Harmeling.
Partijen zullen hierna Nike en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Ter terechtzitting van 9 augustus 2007 heeft Nike gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
De feiten
Nike behoort tot de groep van ondernemingen van de Amerikaanse vennootschap Nike Inc., fabrikant van sportschoenen, sportkleding en andere sportgerelateerde producten. Nike is verantwoordelijk voor de activiteiten van Nike Inc. in onder meer Europa. Nike sponsort individuele sporters en sportclubs.
[gedaagde] is een professionele voetbalspeler die sinds mei 2006 speelt voor de Duitse voetbalclub Werder Bremen. Daarvoor speelde hij twee jaar voor FC Porto (Portugal). Sinds 2003 speelt hij tevens in het Braziliaanse nationale elftal.
Partijen hebben in 2002 een in het Engels opgesteld sponsorcontract (“Football Contract”) ondertekend dat liep van 1 april 2002 tot 30 maart 2003 (productie 3 van [gedaagde]). Op basis van dit contract was [gedaagde] – kort gezegd – verplicht uitsluitend Nike-producten te dragen of te gebruiken.
In 2003 hebben partijen een in het Portugees opgesteld sponsorcontract (“Contrato de Futebol”) ondertekend dat liep van 1 april 2003 tot 31 maart 2007 (productie 1 van [gedaagde]). In dit contract is in artikel 7 een verlengingsbepaling opgenomen. De Engelse vertaling van dit contract is door [gedaagde] in het geding gebracht als productie 2. In deze vertaling luidt artikel 7a als volgt:
NIKE shall have the option to extend this Contract for exercisable upon written notice of such election.
Artikel 7b luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Provided NIKE has extended the Contract Period as provided above, prior to the expiration of this Contract, upon NIKE’s request, ATHLETE shall meet with NIKE to discuss in good faith the renewal of an agreement for the ATHLETE Endorsement and related services. (...)
In 2003 hebben partijen eveneens een in het Engels opgesteld sponsorcontract (“Football Player Contract”) ondertekend dat liep van 1 april 2003 tot 31 maart 2007 (productie 1 van Nike). In dit contract is in artikel 8 een verlengingsbepaling opgenomen. Artikel 8a van dit contract luidt:
NIKE shall have the option to extend this Contract beyond 31 March 2007 for such period as NIKE may determine on the same financial terms and conditions as apply in Contract Year 4. unless otherwise agreed bij NIKE. NIKE must provide PLAYER written notice of such extension by 30 november 2006.
Artikel 8b luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Provided that NIKE has extended the Contract Period by exercising its right under paragraph 8(a), until the expiration of this contract (“Exclusive Negotiating Period”), PLAYER shall negotiate excusively with NIKE with the intention of renewing this contract. (...)
Bij brief van 21 november 2006 heeft Nike [gedaagde] onder meer het volgende medegedeeld:
Notice of extension
(...)
Therefore, Nike wishes and by this letter is exercising its one-time option to extend the contract with you pursuant to clause 8(a) of your contract.
Nike’s contract with you as extended will now expire on 31 March 2011. The base compensation and other financial terms for this extended period will be the same as in year four (1 April 2006 to 31 March 2007) of our contract. All other terms and conditions will of course remain the same.
(...)
Despite the extension option exercised by this letter, we are still very much willing to engage in without prejudice discussions with you.
Op 18 juni 2007 is Nike met de vader van [gedaagde] andere voorwaarden overeengekomen. De termijn die hierbij is overeengekomen loopt van 1 juni 2007 tot 31 augustus 2011. Op basis van deze voorwaarden ontvangt [gedaagde] hogere bedragen dan overeengekomen in de onder 2.5. genoemde overeenkomst. In de overeenkomst van 18 juni 2007 is de vader van [gedaagde] aangeduid als “Player’s agent”. Hij heeft de overeenkomst ondertekend.
Op 21 juni 2007 heeft [gedaagde] een sponsorovereenkomst met Adidas getekend.
Op 25 juni 2007 heeft de (Braziliaanse) advocaat van [gedaagde] Nike onder meer bericht dat [gedaagde] de op 18 juni 2007 overeengekomen voorwaarden niet accepteert en dat de overeenkomst tussen [gedaagde] en Nike per 1 april 2007 is geëindigd.
Nike heeft de onder 2.9. genoemde brief beantwoord bij brief van 6 juli 2007. In deze laatste brief is onder meer opgenomen dat Nike het onder 2.5. genoemde contract tijdig heeft verlengd, zodat de overeenkomst met [gedaagde] loopt tot en met 31 maart 2011 en dat Nike vasthoudt aan de verlenging. Verder is in de brief opgenomen dat met de agent van [gedaagde] op 18 juni 2007 overeenstemming is bereikt over andere voorwaarden; indien [gedaagde] die voorwaarden niet wenst te accepteren, gelden – aldus de brief van Nike – de voorwaarden van het (verlengde) contract als genoemd onder 2.5.
Nike heeft foto’s in het geding gebracht waaruit blijkt dat [gedaagde] tijdens een training op 13 juli 2007 en tijdens een wedstrijd op 15 juli 2007 Adidas schoenen draagt.
Op de website van [gedaagde] (www.diego10.com.br) is het naam en het logo van Adidas geplaatst.
Bij brief van 16 juli 2007 heeft Nike Adidas onder meer bericht dat [gedaagde] met Adidas geen sponsorovereenkomst kan aangaan vanwege de onder 2.5. genoemde overeenkomst. Adidas heeft hierop bij brief van 19 juli 2007 onder meer bericht dat tussen [gedaagde] en Adidas een sponsorovereenkomst is gesloten en dat zij zich niet bewust is van beperkingen aan de zijde van [gedaagde].
Het geschil
Nike vordert in dit geding – kort gezegd – om [gedaagde] op straffe van dwangsommen (te weten EUR 100.000,- per dag of per keer):
(1) te bevelen uitsluitend Nike schoenen en kleding te dragen;
(2) te verbieden schoenen en kleding te dragen waarvan het merk onzichtbaar is gemaakt;
(3) te verbieden schoenen en kleding te dragen die niet zijn voorzien van het merk Nike;
(4) te verbieden schoenen en kleding te dragen van het merk Adidas;
(5) te verbieden aan concurrenten van Nike, waaronder Adidas, toe te staan om zijn beeltenis en naam te gebruiken voor reclame- of promotiedoeleinden;
(6) te veroordelen in de kosten van dit geding.
Nike heeft hiertoe – samengevat weergegeven – gesteld dat de door haar in het geding gebrachte sponsorovereenkomst (genoemd onder 2.5) de enige juiste is. De door [gedaagde] overgelegde overeenkomst is niet geldig. Toen deze overeenkomst naar het kantoor van Nike in Hilversum werd gestuurd, bleek dat de overeenkomst namens Nike was ondertekend door iemand die hiertoe niet bevoegd was. Bovendien bleek voor die overeenkomst een onjuist “format” te zijn gebruikt. Er is toen een nieuwe sponsorovereenkomst (met materieel dezelfde inhoud, ook met betrekking tot de optie tot verlenging) opgesteld en getekend. Bij het tekenen hiervan is de eerdere overeenkomst vernietigd. [gedaagde] heeft van die eerdere overeenkomst blijkbaar een kopie behouden.
De door Nike in het geding gebrachte overeenkomst bepaalt derhalve de rechten en plichten van partijen. Kort gezegd komt dit erop neer dat Nike het recht heeft [gedaagde] in te zetten voor promotie- en marketingactiviteiten en dat [gedaagde] verplicht is Nike producten te dragen of te gebruiken. Artikel 8(a) van de geldende overeenkomst is niet voor meerdere uitleg vatbaar. Nike heeft de mogelijkheid de overeenkomst te verlengen en zij heeft van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt. Onder voorbehoud heeft Nike aangeboden te spreken over andere voorwaarden. Deze besprekingen hebben ook plaatsgevonden en hebben geleid tot de overeenkomst van 18 juni 2007 (zie 2.7.), waarin aan [gedaagde] een hogere jaarlijkse vergoeding en hogere bonussen worden toegekend. Na 1 april 2007 heeft [gedaagde] zich ook nog aan de sponsorovereenkomst gehouden; hij bleef op Nike schoenen spelen en maakte aanspraak op betaling. Ook heeft hij in maart 2007 nog meegewerkt aan fotosessie ten behoeve van een in april 2007 gevoerde promotiecampagne van Nike. Een week na het tekenen van de overeenkomst van 18 juni 2007 stelde [gedaagde] zich plotseling op het standpunt dat de sponsorovereenkomst per 1 april 2007 is geëindigd. De reden hiervan, is er ongetwijfeld in gelegen dat Adidas hem een beter aanbod heeft gedaan. Aannemelijk is ook dat Adidas hem heeft gevrijwaard tegen financiële aanspraken van Nike. Derhalve zijn de gevorderde dwangsommen relatief hoog en verzoekt Nike de dwangsommen niet te matigen en te maximeren. De hoogte van de gevorderde dwangsommen is verder ingegeven door het feit dat [gedaagde] thans bijna EUR 300.000,- per maand verdient.
Het petitum van de dagvaarding is zo exact mogelijk geformuleerd omdat het Duitse formeelrechtelijke systeem zo is ingericht dat in een vonnis zeer precies moet worden bepaald wat een veroordeelde wel en niet mag. Omdat [gedaagde] thans in Duitsland woont is het zeer waarschijnlijk dat het vonnis daar ten uitvoer moet worden gelegd.
[gedaagde] heeft – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. In 2003 is in eerste instantie de Engelstalige overeenkomst ondertekend. [gedaagde] heeft deze overeenkomst alleen ondertekend en geparafeerd ter bevestiging van de bedragen die in die overeenkomst waren opgenomen. Daarbij is door zijn vader uitdrukkelijk aangegeven dat de Engelse tekst zowel voor [gedaagde] als voor zijn vader onbegrijpelijk was. Om die reden is toen overeengekomen dat de afspraken zouden worden gefinaliseerd door middel van een Portugese vertaling van de overeenkomst. Dit is gebeurd door middel van de overeenkomst die thans door [gedaagde] als productie 1 in het geding is gebracht en die dus als de tussen partijen geldende overeenkomst moet worden aangemerkt. De verklaring van Nike over het bestaan van de twee overeenkomsten is om meerdere redenen niet overtuigend. [gedaagde] kan zich niet gebonden hebben aan de Engelstalige overeenkomst. Hij was op dat moment 18 jaar oud en beheerste het Engels niet. Nike heeft niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] op dat moment de moeilijk te lezen “General Terms and Conditions” zou hebben begrepen, laat staan dat hij over de verlenging van zijn contract een wezenlijke wijziging zou hebben afgesproken ten opzichte van hetgeen hij in het Portugees met Nike had onderhandeld.
Het artikel 8 waarop Nike zich in deze procedure beroept is niet eenduidig. Door het bepaalde in artikel 8b wordt onduidelijk wat de strekking is van artikel 8a. Niet duidelijk is of na een “written notice” de verlenging automatisch plaatsvindt dan wel leidt tot de verplichting om alsnog op redelijke gronden over de verlenging te onderhandelen. De bepalingen waarop Nike zich thans beroept komen in ieder geval niet voor in het artikel 7 van het volgens [gedaagde] geldende contract. Op grond van dit artikel liep het contract af per 31 maart 2007. In maart 2007 heeft Nike een voorstel tot verlenging gedaan, maar dit is door [gedaagde] afgewezen. Vervolgens is door Nike geen nieuw aanbod gedaan. Na 1 april 2007 was er voor [gedaagde] aanvankelijk geen reden om geen Nike schoenen of Nike kleding te dragen, totdat hij in juni 2007 met Adidas in contact kwam. Adidas deed hem een voorstel dat zeer positief was, niet alleen financieel maar ook vanuit het oogpunt van publiciteit. Toen Nike uiteindelijk op 18 juni 2007 alsnog een voorstel deed, was dat voor [gedaagde] niet meer interessant. Hij was enthousiast over de nieuwe sponsorovereenkomst met Adidas en achtte zich vrij om zich daaraan te committeren. Op 21 juni 2007 heeft hij daarom het contract met Adidas getekend.
Subsidiair voert [gedaagde] aan dat artikel 8a van het contract waarop Nike zich beroept in strijd is met de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW). Het optierecht dat Nike aan [gedaagde] tegenwerpt is in meerdere opzichten zeer ingrijpend. Het geldt immers “for such period as Nike may determine” en op basis van “same financial terms and conditions as apply in contract year 4”. Dit geeft Nike de onbegrensde mogelijkheid de overeenkomst eenzijdig te verlengen voor een door haar te bepalen periode. Dit heeft zij ook gedaan door (willekeurig) de looptijd te verlengen tot 2011. Hiermee worden de grenzen van het begrip wilsovereenstemming overschreden. Indien de vorderingen worden toegewezen, dient Nike aan [gedaagde] USD 140.000,- per jaar te betalen, waardoor zij voor een dubbeltje op de eerste rang zit. Uit de overeenkomst van 18 juni 2007 blijkt dat Nike zich hiervan maar al te goed bewust is. Blijkens die overeenkomst biedt zij [gedaagde] immers een bedrag van tussen de USD 650.000,- en USD 1.050.000,- per jaar (de marktwaarde van [gedaagde] blijkt overigens – gezien de transactie met Adidas – aanzienlijk hoger te liggen).
Tot slot voert [gedaagde] aan dat ook een belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. Toewijzing van de vorderingen leidt tot een contractsdwang in de beste jaren van zijn professionele carrière, namelijk van zijn 22ste tot zijn 26ste jaar, tegen een compensatie van maximaal 20% van de door Nike erkende marktwaarde. Verder is hij te goeder trouw een contract met Adidas aangegaan. Nike heeft een relatief klein belang.
De beoordeling
In dit geding is sprake van twee, door beide partijen ondertekende overeenkomsten, die beide zien op de periode 1 april 2003 tot en met 31 maart 2007. De overeenkomst waarop Nike zich beroept zal hierna worden aangeduid als de Engelstalige overeenkomst, de overeenkomst waarop [gedaagde] zich beroept als de Portugeestalige overeenkomst. In beginsel geldt – gezien artikel 23 van de Engelstalige overeenkomst en gezien artikel 21 van de Portugeestalige overeenkomst – dat de laatst ondertekende overeenkomst als de tussen partijen geldende overeenkomst moet worden aangemerkt. Aangezien beide overeenkomsten bij de ondertekening niet zijn gedateerd, kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld welke overeenkomst als laatste is ondertekend. Beantwoording van deze vraag vergt een nader onderzoek naar de feiten, waarvoor het kort geding zich niet leent.
Los van hetgeen onder 4.1. is overwogen, wordt thans geoordeeld dat de tekst van beide overeenkomsten, en dan met name van artikel 7 van de Portugeestalige overeenkomst en artikel 8 van de Engelstalige overeenkomst materieel hetzelfde is. Beide artikelen dienen – zoals door Nike betoogd – voorshands zo te worden uitgelegd dat de overeenkomst in eerste instantie een looptijd heeft van vier jaar, vervolgens op een door Nike voorgestelde wijze eenzijdig kan worden verlengd en na een dergelijke verlenging opnieuw – met wederzijds goedvinden en voor een tweede keer – kan worden verlengd op de wijze als omschreven in de artikelen 8(b) en 8(c), respectievelijk 7(b) en 7(c). Daarnaast spreekt voor zich dat Nike te allen tijde de mogelijkheid heeft een speler meer te bieden dan waartoe zij contractueel verplicht is. Zij heeft dit in dit geval ook gedaan en hierover overeenstemming bereikt met de vader van [gedaagde]. In dit geding kan niet worden vastgesteld of de vader van [gedaagde] als bevoegde vertegenwoordiger voor zijn zoon is opgetreden. Dit is ook niet van belang omdat Nike zich thans op de Engelstalige overeenkomst uit 2003 beroept en niet op de op 18 juni 2007 gesloten overeenkomst. Dat op 18 juni 2007 het desbetreffende document is ondertekend vormt echter – tezamen met het feit dat [gedaagde] ook na 1 april 2007 nog uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst met Nike – een aanwijzing dat ook [gedaagde] ervan uitging dat de overeenkomst na 1 april 2007 doorliep. [gedaagde] heeft zijn standpunt pas gewijzigd nadat hij met Adidas een overeenkomst heeft gesloten. Op grond van hetgeen onder 4.2 is overwogen zijn de vorderingen van Nike toewijsbaar. Dit zou anders zijn indien [gedaagde] het origineel van de Portugeestalige overeenkomst zou hebben getoond, omdat dat dan zou blijken dat dit, anders dan door Nike betoogd, niet was verscheurd bij de ondertekening van de Engelstalige overeenkomst.
Het verweer van [gedaagde] dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW) indien Nike hem houdt aan de (Engelstalige) overeenkomst staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Weliswaar is het optierecht van Nike een verstrekkend recht, maar een professionele voetballer als [gedaagde], die zich kan laten bijstaan door deskundigen, kan geacht worden te weten wat hij ondertekent. Dat [gedaagde] met een andere fabrikant van sportartikelen een voor hem aanzienlijk gunstiger contract kan sluiten, maakt het niet onaanvaardbaar dat Nike gebruik maakt van haar eenzijdige verlengingsbevoegdheid. Bij een overeenkomst als de onderhavige nemen beide partijen een zeker risico: de sporter neemt een risico dat de sponsor de overeenkomst zal verlengen omdat de sporter zich zodanig heeft ontwikkeld dat het gebruik van zijn naam en beeltenis profijtelijk is, terwijl de sponsor niet bereid is te betalen wat blijkens aanbiedingen van derden als de marktwaarde zou kunnen worden beschouwd. Tegenover dit risico voor de sporter staat dat hij gedurende de eerste periode van de overeenkomst verzekerd is van honorering voor het gebruik van zijn naam en beeltenis, ook indien de sponsor door de (tegenvallende) wijze waarop de sporter zich ontwikkelt daarvan geen of weinig profijt heeft. De sponsor neemt zo het risico dat zij voor een nog niet zo bekende sporter gedurende enige jaren betaalt, zonder dat vaststaat dat dit profijt oplevert. Daartegenover staat echter dat de sponsor, indien de sporter zich goed ontwikkelt, aanspraak heeft op verlenging van de overeenkomst zonder dat zij de blijkens aanbiedingen van derden maximale marktwaarde behoeft te betalen. Zou Nike de overeenkomst verlengen zonder de bereidheid te tonen op een redelijke wijze met [gedaagde] over een redelijke verhoging van de hem toekomende vergoeding te spreken en tot nadere afspraken te komen, dan zou onder omstandigheden ondanks hetgeen hiervoor is overwogen, sprake kunnen zijn van het buiten toepassing laten van het verlengingsbeding omdat toepassing daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit doet zich hier echter niet voor, omdat Nike [gedaagde] in juni 2007 bedragen heeft aangeboden die naar haar zeggen vijf keer zo hoog waren als de bedragen die in 2003 waren afgesproken. Derhalve staat ook de door [gedaagde] bepleite belangenafweging niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Het belang van Nike is erin gelegen dat zij (bekende) sporters met wie zij een contract heeft in beginsel aan dit contract moet kunnen houden.
Gezien hetgeen Nike hierover heeft aangevoerd zal de vordering worden toegewezen op de door haar voorgestelde wijze. Wel zullen de dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nike worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.137,85
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt [gedaagde] om vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis uitsluitend Nike gemerkt schoeisel en/of kleding (met uitzondering van het officiële tenue – voor zover dat niet Nike gemerkt is – van de betaald voetbalorganisaties en het nationale voetbalteam waarvoor [gedaagde] speelt) te dragen tijdens al zijn openbare sportieve activiteiten, waaronder in het bijzonder voetbalwedstrijden, trainingen en clinics, en tijdens al zijn publieke optredens als beroepsvoetballer, waaronder in het bijzonder promotieoptredens, fotosessies, interviews, persconferenties en televisieoptredens,
verbiedt [gedaagde] om vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis schoeisel en/of kleding te dragen waarvan het merk is verwijderd of onzichtbaar gemaakt (met uitzondering van het officiële tenue van de betaald voetbalorganisaties en het nationale voetbalteam waarvoor [gedaagde] speelt) tijdens al zijn openbare sportieve activiteiten, waaronder in het bijzonder voetbalwedstrijden, trainingen en clinics, en tijdens al zijn publieke optredens als beroepsvoetballer, waaronder in het bijzonder promotieoptredens, fotosessies, interviews, persconferenties en televisieoptredens,
verbiedt [gedaagde] om vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis schoeisel en/of kleding te dragen die niet voorzien is van het merk Nike (met uitzondering van het officiële tenue – voor zover dat niet Nike gemerkt is – van de betaald voetbalorganisaties en het nationale voetbalteam waarvoor [gedaagde] speelt) tijdens al zijn openbare sportieve activiteiten, waaronder in het bijzonder voetbalwedstrijden, trainingen en clinics, en tijdens als zijn publieke optredens als beroepsvoetballer, waaronder in het bijzonder promotieoptredens, fotosessies, interviews, persconferenties en televisieoptredens,
verbiedt [gedaagde] om vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis schoeisel en/of kleding te dragen die Adidas gemerkt is (met uitzondering van het officiële tenue – indien dit Adidas gemerkt is – van de betaald voetbalorganisaties en het nationale voetbalteam waarvoor [gedaagde] speelt) tijdens al zijn openbare sportieve activiteiten, waaronder in het bijzonder voetbalwedstrijden, trainingen en clinics, en tijdens al zijn publieke optredens als beroepsvoetballer, waaronder in het bijzonder promotieoptredens, fotosessies, interviews, persconferenties en televisieoptredens,
verbiedt [gedaagde] om vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis een concurrent van Nike, waaronder Adidas, toe te staan – of een andere persoon of entiteit namens hem te machtigen om toe te staan – om de beeltenis en de naam van [gedaagde] te gebruiken voor reclame- of promotiedoeleinden,
bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. tot en met 5.5. bepaalde, aan Nike een dwangsom verbeurt van EUR 50.000,-, tot een maximum van EUR 5.000.000,-,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Nike tot op heden begroot op EUR 1.137,85,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2007.?